Home > D2 > Speluitleg
 S1 S2 S3 S4 S5 A1 B1 C1 C2 C3 D1 D2 E1 E2 E3 E4 F1 F2 F3 F4 G GJ GP M Z

Speluitleg voetbal (taken van de grensrechter)

De drie taken van de grensrechter

De taak van de grensrechter (assistent-scheidsrechter) is het assisteren van de scheidsrechter. Het betreft hier drie hoofdtaken. U beloopt slechts 1 helft van het veld, namelijk de ‘thuis-zijde’ van uw eigen team. In de tweede helft steekt u diagonaal over. U staat altijd aan de linker zijde van het veld (gerekend met de rug naar het ‘eigen’ doel.)

Eerste taak: ballen buiten de lijnen

Oordelen welke partij het laatst de bal heeft aangeraakt indien de bal over de (buiten)lijnen van het veld gaat; de tegenpartij krijgt dan de bal:

Zijlijn: dit leidt tot een ingooi. Indien partij X de bal het laatst heeft aangeraakt, krijgt Y de ingooi. Dit wordt aangegeven door de vlag in de aanvalsrichting van Y op te steken.

Achterlijn: dit leidt tot of een hoekschop (corner) of een doeltrap ( keeperbal). De vlag wijst (naar beneden) of naar de hoekvlag bij een hoekschop of naar de ’16-meter’ bij een doeltrap


Tweede taak: buitenspel

1)      Je kunt alleen buitenspel staan op de helft van de tegenstander en je moet je bevinden vóór de plaats waar de bal het laatst wordt aangeraakt door een speler van zijn eigen team. (een terugspeelbal van de tegenstander kan dus niet leiden tot buitenspel).

2)      Een speler staat buitenspel als tussen hem en de laatste verdediger (meestal de keeper), geen andere verdediger staat.

3)     Staat hij precies op gelijke hoogte als de voorlaatste verdediger, dan is het geen buitenspel.

4)     Buitenspel wordt alleen bestraft als de speler actief bij het spel betrokken is. 
Meestal wordt er pas gefloten als de speler de bal krijgt toegespeeld.

5)     Hier zijn echter wel uitzonderingen op, dan wordt het buitenspel weer níet bestraft:

a.     krijgt hij de bal vanuit een hoekschop,

b.      bij een doeltrap (door de eigen keeper)

c.      Bij een inworp (van een speler uit het eigen team)

6)     Een andere uitzondering is als de speler achter de bal blijft op het moment dat deze hem wordt toegespeeld.

Dus je kan alleen buitenspel staan als de bal voorwaarts (dus in de richting van het doel van de tegenstander) gespeeld wordt.

 

Met andere woorden (1):

Wanneer een ploeg in de aanval gaat, houdt het spel voor hen op bij de laatste verdediger van de tegenpartij. Als hij zich bevind achter de laatste verdediger dan staat hij dus buiten het spel. Als de aanvaller de bal krijgt aangespeeld wanneer hij achter de laatste verdediger staat, staat hij dus buitenspel. Wanneer hij scoort in deze positie, geld dit doelpunt dan ook niet: hij stond immers buiten het spel.
 

Met andere woorden (2):

Het is buitenspel is als een speler dichter bij de doellijn van de tegenstander is dan de bal en de voorlaatste tegenstander. In deze gaat het om enig deel van het hoofd, lichaam of de voeten. Armen vallen daar dus niet onder. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen niet stafbaar en strafbaar buitenspel:

1)     Strafbaar: de speler neemt aan het spel deel (de bal wordt op hem of in zijn richting gespeeld)

2)     - Niet strafbaar: de speler neemt niet deel aan het spel: de bal gaat in het geheel niet in zijn richting; hij ligt bijvoorbeeld geblesseerd op de grond.

Met plaatjes ziet het er zo uit:

 

 

Moment van spelen……………………………………………positie speler (buitenspel!)

En zo ziet het er van bovenaf uit:

spelrichting bal → , zwart verdedigt, rood valt aan

Derde taak: onregelmatigheden

De derde taak is het rapporteren van onregelmatigheden op het veld, die zich aan het oog van de scheidsrechter onttrekken. Door de vlag te heffen kan de grensrechter hiervoor de aandacht van de scheidsrechter vragen. De scheidsrechter neemt dan een beslissing. (we nemen aan dat deze taak bij de ‘D’-pupillen niet aan de orde zal zijn).

(Met dank aan Michiel van Aalst)

 
 
Sponsorgalerie